Cat:Vloerslijpmachine -apparatuur
Met behulp van 15 kW Siemens-motor, AC70 Veichi 18,5 kW-omvormer, 360 kg Standaard gewichtvrij ijzer, koperen kern, uitgeharde eindproduct 6-700 vi...
Zie details
Geïmporteerde (Honda) sneeuwblazer is een efficiënt sneeuwhelderapparaat dat veel wordt gebruikt voor sneeuwruimen in huizen en commerciële plaatsen. Vanwege de mechanische complexiteit en operationele risico's van het apparaat zelf moet echter speciale aandacht worden besteed aan veiligheidsproblemen tijdens gebruik om een stabiele prestaties van het apparaat en de veiligheid van de operator te waarborgen. De volgende details de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van het apparaat uit drie fasen: vóór operatie, tijdens de werking en na de werking.
1. Veiligheidsvoorbereiding vóór de werking
1.1 Lees de handleiding
Voor gebruik moet u zorgvuldig de bedieningshandleiding van de sneeuwblazer lezen om de functies, bedieningsmethoden en voorzorgsmaatregelen van het apparaat te begrijpen. In het bijzonder kunnen de prestaties en instellingen van geïmporteerde (Honda) merk sneeuwblazers verschillen van die van andere merken. Zorg ervoor dat u bekend bent met de opstartprocedures en verschillende veiligheidsvoorzieningen van het apparaat.
1.2 Controleer de status van het apparaat
Brandstofcontrole: zorg ervoor dat de juiste brandstof (meestal loodvrije benzine) in het apparaat wordt gebruikt en vermijd het overvol.
Componentinspectie: controleer of de componenten van de sneeuwblazer intact zijn, inclusief of de bouten los zijn, of de messen scherp zijn en of de sneeuwafvoerpoort onbelemmerd is.
Startbescherming: zorg ervoor dat alle veiligheidsbeschermingsapparaten (zoals remmen of power-off-apparaten) in goede staat zijn.
1.3 Draag passende beschermende apparatuur
Draag beschermende bril om te voorkomen dat sneeuw in uw ogen spat.
Draag niet-sliplaarzen om stabiliteit op ijzige en besneeuwde grond te waarborgen.
Gebruik beschermende handschoenen om uw handen te beschermen en vermijd direct contact met koude of mechanische onderdelen.
1.4 Zorg voor een veilige werkomgeving
Voordat u de apparatuur start, controleert u het werkgebied en duidt u potentiële obstakels zoals stenen, takken of ander puin op om te voorkomen dat u wordt opgezogen of weggegooid door de sneeuwblazer, waardoor schade aan de apparatuur of persoonlijk letsel wordt veroorzaakt.
2. Veiligheidsmaatregelen tijdens het gebruik
2.1 Start de apparatuur correct
Voordat u de apparatuur start, moet u ervoor zorgen dat de apparatuur zich in een vlakke en stabiele positie bevindt.
Start de apparatuur niet in een gesloten of slecht geventileerde ruimte om te voorkomen dat schadelijke uitlaatgassen inademen.
2.2 Let op uw lichaamspositie
Sta altijd achter de apparatuur en vermijd niet dicht bij de sneeuwinlaat of sneeuwuitlaat van de sneeuwblazer.
Plaats uw handen, voeten of gereedschap niet in de sneeuwinlaat of sneeuwuitlaat van de apparatuur wanneer deze loopt om ernstig letsel te voorkomen.
2.3 Beheers het werkingstempo
Duw de apparatuur langzaam naar voren om niet te snel te werken en bedieningsfouten te veroorzaken.
Pas de richting van de sneeuwuitlaat en de afstand van de sneeuw die volgens de dikte van de sneeuw waait aan om te voorkomen dat sneeuwblokken rechtstreeks naar voetgangers, voertuigen of gebouwen blazen.
2.4 Passen aan complex terrein
Zorg ervoor dat de apparatuur stabiel is om op een helling of ongelijke grond te werken om te voorkomen dat wegglippen of fooien van apparatuur.
Probeer te voorkomen dat ze op extreem steile hellingen werken. Gebruik indien nodig ketens of andere anti-skid hulpapparaten.
2.5 Omgaan met blokkade voor apparatuur
Als de sneeuwblazer is geblokkeerd, schakelt u de motor onmiddellijk uit en verwijdert u de sleutel en gebruikt u speciaal gereedschap (zoals sneeuwruimingsstokken) om de geblokkeerde sneeuwblokken te wissen. Behandel het nooit met kale handen.
3. Veiligheidsmaatregelen na operatie
3.1 Sluit de apparatuur correct af
Nadat u de bewerking hebt voltooid, zet u de motor uit en wacht tot de apparatuur niet meer wordt uitgevoerd voordat u het reinigen.
Parkeer de apparatuur op een stabiele en droge grond om waterophoping of kou te voorkomen waardoor mechanische onderdelen worden ingevroren.
3.2 Reiniging en onderhoud
Verwijder resterende sneeuw en ijs uit de apparatuur om te voorkomen dat het de apparatuur bevriest en beschadigt bij lage temperaturen.
Controleer het brandstofniveau en bewaar de brandstof volgens de handmatige aanbevelingen om brandstoflekkage of besmetting te voorkomen.
3.3 Veilige opslag
Bewaar de apparatuur in een goed geventileerd gebied en weg van kinderen of ongetraind personeel.
Als de apparatuur lange tijd niet wordt gebruikt, moet de brandstof worden afgevoerd en moet een uitgebreid onderhoud worden uitgevoerd om de levensduur van de apparatuur te verlengen.
4. Handeling in geval van nood
4.1 Plotselinge apparatuurstoring
Als de apparatuur abnormaal is tijdens het gebruik (zoals abnormaal geluid, blokkering van de sneeuwafvoerpoort), moet de motor onmiddellijk worden uitgeschakeld en moet de bron van het probleem worden gecontroleerd. Neem indien nodig contact op met een professioneel onderhoudspersoneel.
4.2 Reactie op toevallige verwondingen
Als u per ongeluk gewond raakt, stop dan onmiddellijk met werken en zoek medische hulp.
Als er een groot veiligheidsrisico is wanneer de apparatuur in werking is, moet de brandstoftoevoer worden afgesneden en moet de apparatuur worden weggehouden van drukke gebieden.